Het is je misschien opgevallen. Langs het fietspad van het Koggepark naar het Beatrixpark hangen allemaal katoenen zakjes aan de bomen. De zakjes zijn gevuld met larven van de gaasvlieg. Deze vliegen zorgen ervoor dat er minder eikenprocessierupsen komen. Deze rups zorgt voor klachten als branderigheid en jeuk bij mensen. De zakjes hangen aan de eiken. Op deze boom zijn de eikenprocessierupsen vaak te vinden in de zomer.
Weet je nog wel dat er overal linten hingen en bordjes met Pas op: eikenprocessierups? Dit kleine diertje was een plaag op veel plekken waar eiken staan. En daar staan er in Nederland best veel van.
Nu heeft de gemeente hier iets op gevonden, zodat ze niet met gif hoeven te spuiten en de grond en de bomen niet beschadigd worden. Ze hangen zakjes met ieder zo’n 500 larven van de gaasvlieg aan de eiken. De beestjes kruipen uit de zakjes en gaan de boom in om de rupsen op te eten.
Als de larven groot zijn, worden het gaasvliegen. Deze vliegen eten geen rupsen meer. Maar leven van bloemen en nectar. Daarom heeft de gemeente de zakjes op plekken opgehangen waar bloemen en groen te vinden is voor de gaasvliegen. Dan blijven ze in de omgeving van de eiken leven en zullen ze hun eitjes ook weer in de buurt leggen.
Het ophangen van de zakjes is nog een experiment. Eerder is er al geprobeerd om de eikenprocessierups te bestrijden met aaltjes, wormpjes en extra vogelhuisjes (de koolmees eet ook graag eikenprocessierupsen). Als dit een succes is, zullen er op meer plekken zakjes worden opgehangen.
Maaien
De gemeente gebruikt sinds een aantal jaren veel minder gif. Ze probeert op een natuurlijke manier plagen te bestrijden en voor biodiversiteit te zorgen. Dat betekent dat er genoeg verschillende soorten bloemen en dieren blijven bestaan, zodat de natuur gezond blijft. Ook in het maaibeleid is er daarom het een en ander veranderd. Het maaibeleid is nu ecologisch. Dat betekent dat de gemeente het gras langer laat groeien. Het gras wordt op sommige plekken hoger en dat zorgt ervoor dat er verschillende insecten, dieren en plantensoorten kunnen groeien. Dat gebeurt niet op alle plaatsen in Almere.
Er is veel gras dat wel vaak gemaaid wordt. Het gras blijft kort op plekken om te voetballen, te spelen of te picknicken. Dit gras wordt zo’n 20 – 24 keer per jaar gemaaid.
Ander gras mag wel wat hoger groeien, maar niet te hoog, zodat je goed zicht houdt op de omgeving. In de parken wordt er tussen maart en oktober zo’n 10 tot 12 keer per jaar gemaaid, zodat het gras tot enkelhoogte komt. Hier zie je madeliefjes, paardenbloemen en klavers, goed voedsel voor wilde bijen en kevers.
Tenslotte heb je nog bloemrijk grasland. Daar komt het gras zo ongeveer tot je heupen. Dit gras vind je langs dreven, water en aan de randen van de stad. Hier vinden dieren zoals vogels, insecten, maar ook salamanders en konijnen eten en een slaapplek. Op deze plekken wordt maar één keer per jaar gemaaid.
Nog een verandering: het gras wordt nu ook niet meer in een keer gemaaid, maar vaak laten de maaiers een derde deel staan, zodat dieren zich kunnen verplaatsen naar de plek waar het gras nog staat.
Sommige mensen zullen het gras op veel plekken rommelig vinden. Maar als je eenmaal gewend bent aan het nieuwe groen, zul je steeds iets anders zien en veel meer kleur tussen het groen ontdekken.